Nieuw leven voor betekenisvolle gebouwen? Het begint bij een haalbaarheidsonderzoek. Lees meer
 

Herinneringen aan de Centrale Markthal

“Reken maar op zeker een paar uur, want ik heb je veel te vertellen,” waarschuwt Fred Spiering al aan de telefoon, voorafgaand aan ons interview. “In de veertig jaar die ik in de Centrale Markthal heb gewerkt, heb ik genoeg gezien, gehoord en meegemaakt.” We hadden al begrepen dat deze oud-fruithandelaar van de Centrale Markthal in Amsterdam, inmiddels bijna tachtig jaar, boordevol verhalen zit. Verhalen die we graag willen vastleggen voor het project ‘Mensen vertellen’. Vandaag reist hij daarom met plezier terug naar zijn oude werkplek, ondanks dat hij slecht ter been is en een bijna twee uur durende taxirit. De lange reistijd lijkt hem niet te deren; het bezoek geeft hem juist de kans om herinneringen op te halen en weer door de markthal te lopen, de sfeer van vroeger opnieuw in zich op te nemen. Zijn jongere zus, Conny, is ook afgereisd naar Amsterdam om samen met haar man mee te kijken. Ook zij heeft meegewerkt in het het fruitbedrijf van de familie Spiering.  

Als hij uiteindelijk driekwartier te laat arriveert – een file en een extra passagier die nog moest worden opgehaald – is de omgeving verre van rustig. De Centrale Markthal wordt gerenoveerd. Het reinigen van de binnenmuren door werklui vult de ruimte met een constant hard geluid. Geen ideale setting om een oud-medewerker te interviewen over zijn herinneringen. Maar Fred lijkt zich er niet aan te storen. Hij is drukte en bedrijvigheid op dit terrein gewend.  

Fred Spiering

“Laten we meteen beginnen,” zegt hij vastberaden, terwijl hij de aangeboden koffie beleefd afslaat. Het is duidelijk: hij is hier om te vertellen, en niets zal hem daarvan afleiden. Zijn rollator duwt hij door de immense hal, nu leeg en grotendeels kaal. Fred ziet iets heel anders. Zijn ogen vullen zich met beelden uit het verleden. “Alsof ik nooit ben weggeweest.” 

Fred Spiering in de Centrale Markthal, Foto @HenkVos

Terwijl we langs de pakhuizen aan weerszijden van de hal lopen, begint hij te vertellen. “Dit waren de loodsen van de handelaren. Nu zijn vrijwel alle deuren dicht, maar toen ik er werkte stonden ze allemaal open, met sinaasappels en ander fruit hoog opgestapeld met in de hoek vaak een klein hokje om af te rekenen.” Een logische indeling van de handelaren in de loodsen was er volgens Fred niet. “Bananenmensen zaten tussen handelaren in citrusvruchten en Hollands fruit. Groentehandelaren zaten vooral op de pieren buiten. Her en der zaten er hier wel groentehandelaren. Die vonden zich net iets beter dan de mensen buiten.”

“En ken je die?” Hij wijst naar een pakhuis in één van de hoeken van de hal. “Die was van Gerard Keizer. Gerard was in de jaren ’30 doelverdediger bij Ajax en Arsenal. Wist je dat hij één van de eerste betaalde profvoetballers van Nederland was? Hij verdiende er niet genoeg mee, dus daarom werkte hij ook in de groentehandel.” En dan herinnert hij plotseling Van Bladeren. “Die man had boven in het gebouw een pindabranderij. Warme pinda’s die hij dan weer verkocht aan de handelaren. Zijn brander is meermaals in de fik gevlogen, daar moest zelfs de brandweer bij komen. Ik heb er nog pinda’s gejat. Kijk hier zat hij, naast het praathuis.” 

Het Praathuis van Willem

Fred stopt bij het midden van de westgevel van de hal. “Dit was waar we koffie haalden, bij Willem Hanepen.” Van het praathuis weten we al van andere oud Markthal medewerkers. Een diepe nis in de muur, meer was het niet. “Hier schonk Hanepen de marktlui rond tien uur koffie uit grote ketels die uit de Marcanti kantine aan het begin van de straat werden gehaald. Iedereen stond hier te kletsen en de laatste geruchten uit te wisselen. Ik was er ook elke dag.”

De plek waar het praathuis zat, anno 2024

Fred herinnert zich ook gevaarlijke momenten in de markthal. Hij wijst naar de gele muur aan de overkant. “Jij hebt betere ogen dan ik. Zie je daar een kleurverschil? Niet? Dat moet er wel zijn hoor. Dan moeten we even dichterbij kijken.” We lopen naar de overkant van de hal. Hier zaten twee loodsen van Van de Graaf. “Hier boven had hij ook een bananenstokerij. Met behulp van een gasinstallatie werden de bananen hierop een bepaalde temperatuur gestookt zodat ze langzaam rijpten. Maar ja als de vonk uit gaat, stroomt al het gas weg. En als je daar dan bij kwam met een sigaret of het een of ander, dan vliegt de boel in de fik. Dat is dan ook gebeurd. Op een nacht vond er een ontploffing plaats. BAM! De hele muur is er toen uitgeklapt. Daarna mocht de stokerij er niet meer zitten. Veel te gevaarlijk.” 

Spiering voor loods nummer 13, foto @henkvos

Iets verderop stond de loodsen van Jan de Geus, waar nu nummer 1 1 en 13 op staan. Fred herinnert zich hoe er mooie apen op de muren van de loods waren geschilderd. Die zijn nog altijd zichtbaar. “Jan was een uitstekende handelaar met een mooi bedrijf en goede klanten. Het was handig om dicht in zijn buurt te werken, want dan zagen die klanten ons ook. Naast zijn pakhuis heb ik ooit zelf een koelcel laten bouwen. Dat was een slimmigheidje van me wat mijn zuster geeneens weet. Dat was een enorm grote koelcel. Ik was een van de eersten die dat deed. En dat bleek slim, want zeker hier in de zomer kon het bloedheet worden in de hal.” 

Wandschildering in de het pakhuis van Jan de Geus

Fred herinnert zich ook duistere praktijken. “In een pakhuis verderop waar Surinaamse producten werden verhandeld, zaten soms wel eens spullen tussen die hier niet thuishoorden. Je snapt me wel, drugs. Dat leidde nog wel eens tot problemen. Zo werd de eigenaar een keer op een zaterdagmorgen achtervolgd door een paar mannen. Er werd daarbij geschoten. Politie moest erbij komen. Of dit soort incidenten wel vaker gebeurden? Ja toch wel. Het was hier niet altijd even zuiver.” 

Aan de voorkant van de hal, midden op het ‘trottoir’ staat Fred stil. Hier stond de handel van Gebroeders Spiering uitgestald. “Dat wil zeggen: die van mij en mijn jongere broer Adriaan. Mijn zus Conny heeft ook in het bedrijf geholpen en een paar jaar de boekhouding gedaan (zie link). Mijn vader is ooit de handel begonnen.” De familie handelde in fruit. Aardbeien, kersen, frambozen, rode bessen. Heerlijk fruit. Als je daar flink wat suiker over strooide … jammie jammie.” Fred kijkt er verlekkerd bij. Fruit haalden ze een paar keer per week uit de Betuwe en verkochten ze in de Markthal door aan de winkeliers. “De grenzen van het grote vierkante vlak waarin we werkten, werden aangegeven met strepen op de grond.”


“Mijn werkdag begon meestal om vijf uur. In de zomer kon dat zelfs vier uur zijn. Ik was vijftien toen ik begon te werken bij mijn vader. ’s Ochtends kwam ik met mijn vader mee op de vrachtwagen. Mijn fiets was met een touw achter de wagen gebonden, zodat ik zelf kon terugfietsen.” Spiering vertelt over de trucs die ze gebruikten om klanten aan te trekken, zoals het vooruit fietsen richting de ingangspoort om klanten naar hun kraam te verleiden. “Dan liep je naar die gasten en dan zei je bijvoorbeeld, ik heb super aardbeien en die kosten dat en dat. En dan ging je gelijk weer terug naar je stalletje en dan kwamen die gasten gelijk.”

Ook hadden ze manieren bedacht om peren sneller te laten rijpen. “Klanten wilden dat graag. Dan legden we onze peren tegen de bananen in de koelcellen van andere handelaren. Bananen geven warmte af. En daardoor rijpen de peren sneller. Onze peren kwamen er dan prachtig gekleurd uit, alsof ze al helemaal rijp waren.”

“Ja,” verzucht Fred. “Het was leuk werk, maar heel zwaar werk. Elke kist die van de vrachtwagen kwam hebben we moeten sjouwen. En dat waren er veel. Later moesten we de kisten ook weer terug in de wagen laden. Het duurde vaak wel tot twee uur voordat je klaar was met opruimen. En dan die hitte in de hal. Vooral in de zomer.” 

Fred Spiering in zijn jonge jaren in de Centrale Markthal (midden)

“Als ik het werk hier even zat was, dan liep ik wel eens naar boven, naar de derde etage. Daar zat Evert, de bontwerker. Op houten platen had hij dierenvellen, zoals die van konijnen, gespannen. Dan ging ik gewoon even bij Evert zitten en ouwehoeren. Op zolder had Bear Jansen ook zijn duiven. Hij was naast fruithandelaar ook duivenmelker. Waarom dat hier allemaal in de Markthal zat? Geen idee. Verder kwam ik daar nooit hoor. Boven werkten de douane, boekhouders en accounts. Daar had ik niet zoveel mee te maken. Ook niet met de kapper, die zat hier trouwens beneden waar nu de wc zit. Nee, mijn haar heb ik daar nooit laten knippen.” 

Achter de plek waar Freds handel stond, was de loods van Ber Jansen. Deze loods werd niet afgesloten met deuren maar met een rolluik. “Ken je het verhaal van de onderduikers? Dat zou hier in de loods geweest zijn. Ber was Limburger en handelde in Belgische producten. Aardige man. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben op die plek onderduikers gezeten. Kijk maar of je wat ziet.” We vinden achterin, tegen de muur aan, inderdaad een luik. Het is een metalen plaat die je omhoog zou kunnen tillen. Dat lukt nu niet. De loods staat vol met opslag. “Bear had handel boven op dat luik staan. Zo viel het niet op.”  

centrale markthal amsterdam
Het luik in de loods van Bear Jansen

Overigens was Freds vader tijdens de Tweede Wereldoorlog “soms gemener dan het water diep”. Met zijn oude vrachtwagentje, dat in de oorlog reed op een houtgasgenerator, evacueerde hij mensen in de Betuwe naar veiligere gebieden. Daarvoor eiste hij echter wel iets in ruil. Hij accepteerde komkommers, tarwe, maïs als betaling, waarvan hij een deel voor woekerprijzen doorverkocht. Een ander deel zwart leverde aan de gaarkeuken voor lagere prijzen. Hij zorgde hiermee dat mensen in leven bleven, maar vooral met de bedoeling dat hij zelf geen honger zou lijden.  

Ruim veertig jaar was de Centrale Markthal de werkplek van Fred. In 2001 is hij met het werk gestopt. Het werd te zwaar. Het kostte hem twee nieuwe heupen. Zijn broer was allang ermee opgehouden. De handel verkocht hij aan een andere handelaar, De Wit uit Heemskerk. Nu Wanneer Fred nu weer door de hal rondloopt, is te zien hoe goed het hem doet. Dat blijkt des te meer wanneer de tijd erop zit en we afscheid willen nemen. Fred wil zelf nog lang niet weg. “Wat mij zo verbaasd is dat dit terrein al die jaren zo gesloten is gebleven. Al die mensen die niet wisten wat zich hier allemaal afspeelde. Ik zei al zo vaak tegen een bevriende journalist: maak er nou eens een verhaal van. Er is hier zoveel gebeurd.” 

Tekst: Jasmijn Bus


Meer weten? Lees ook ons andere verhalen over De Centrale Markthal. Of ontdek het archief van en de boeken over de Centrale Markthal in de BOEi-bibliotheek .