Conny Vos – Spiering is de oudste dochter van fruitgrossier Gerrit Spiering, die vroeger een fruitstal in de Centrale Markthal had. We ontmoeten Conny tijdens het interview van haar broer Fred voor het project ‘Mensen vertellen over de Centrale Markthal’. Want wie denkt dat de markthandel vlak na de oorlog een mannenwereld was, heeft het mis. Ook Conny werkt er in haar jeugd, en daar heeft ze veel herinneringen aan. Reden voor haar om Fred te vergezellen naar Amsterdam. Terwijl haar broer zijn herinneringen met collega Jasmijn Bus deelt, vertelt Conny haar verhaal.
Fruitgrossier in hart en nieren
Het fruit zit in de genen van de familie Spiering. De opa van Conny is fruitgrossier en vier van zijn elf kinderen treden in zijn voetsporen. Voor Conny’s vader is geen plek in het bedrijf en hij begint daarom voor zichzelf. Eerst gaat hij in Leerdam met een kar langs de huizen, later krijgt hij een eigen fruitstal in de Centrale Markthal, met Nederlands fruit als specialiteit. Conny’s ouders verhuizen naar Amsterdam en krijgen zes kinderen, Fred – de oudste – wordt in 1945 geboren, Conny volgt in 1947.
Conny is een jaar of zestien als ze van school wordt gehaald en in het huishouden van haar ouders aan het werk gaat. Ze doet de boekhouding van het bedrijf, maar helpt ook met het lossen van de vrachtauto en het nakijken van het fruit op stekken. In de jaren ‘50 en ‘60 zijn meer vrouwen die in de Markthal rondlopen, dochters die meewerken in het familiebedrijf. Zo ging dat in die tijd.
Ook Conny’s beide broers gaan in het bedrijf van vader Spiering werken. Haar oudste broer Fred verkoopt de waren, haar jongste broer Akkie ‘chef rollend materieel’ verzorgt het lossen en laden van het fruit.
Eentje van Spiering
In de zomer vertrekt Conny al om half vier ’s ochtends samen met haar vader naar de Markthal, zes dagen per week. Gaat ze op haar brommertje, dan kan ze zo het terrein oprijden, want de portiers weten dat ze er ‘eentje van Spiering’ is. Ze begint de werkdag met het nakijken van het fruit. “Dat bedierf snel, want mijn vader had in de begintijd nog geen koelcel.”
Het kwetsbare fruit wordt stuk voor stuk gecontroleerd, zodat het er piekfijn uitziet voor de verkoop, die om 7.00 uur begint. De Amsterdamse groenteboeren staan al bij de poort te wachten om het terrein op te kunnen. De verkoop gaat in hoog tempo, want het fruit moet voor 9 uur in de winkel liggen. Hierna wordt de stal opgeruimd en zit ze om 10 uur bij moeder aan de koffie. Haar vader gaat ’s middags naar Gelderse veilingen om nieuwe waar te kopen, Conny zorgt naast haar werk voor de fruithandel ook voor het huishouden en haar jongere broertje en zusjes.
Wanneer Conny’s vader een grotere fruitstal aan de buitenkant van de vloer krijgt, mag daar een koelcel worden geplaatst. De komst van de koelcellen zorgt ook voor vooruitgang. Haar verloofde Dick zit op de technische avondschool en legt elektra aan op hun nieuwe standplaats in de Markthal. Er worden lichtbakken geplaatst die op het fruit zijn gericht, zodat het fruit er nog mooier uitziet, als een soort etalage.
Tellen en koppen
De financiële afhandeling op de marktvloer wordt veelal door vrouwen gedaan. Een taak die de handelaren vaak uitbesteden aan hun echtgenotes en dochters, zodat zij zich kunnen bezighouden met de in- en verkoop van groente en fruit. De vrouwen lopen met veel geld rond op de werkvloer, want er wordt contant afgerekend.
In de beginjaren rekenen de vrouwen de waren af achter een lessenaar. Later worden houten kantoortjes op de stal (plek op de marktvloer) gebouwd, zodat de kassiers veilig hun werk kunnen doen. Ook Conny werkt in zo’n kantoortje van ca. 1 bij 1 meter. Aan het eind van de dag wordt het geld geteld en gekopt, en “met zo’n bruin bandje eromheen” naar de Nederlandsche Middenstandsbank gebracht. Nu ze erop terugkijkt denkt ze wel eens “dat dat toen altijd goed is gegaan, ik liep met enorme stapels geld door de Markthal. Met de paternosterlift bracht ik het naar de bank die op de eerste etage zat”.
Ondanks het hoge werktempo heerst er ook een gezellig sfeer in de Markthal. Er is geen sprake van seksisme of ongepaste aanrakingen, daar ziet Conny’s vader wel op toe. Er is ruimte voor een praatje, een kop thee, een haring of een zak patat in het rode geruite zakje.
Terug in de schoolbanken
Zondag is de enige dag dat er niet gewerkt wordt door haar Conny’s ouders. Zij zorgt dan voor haar jongere broertje en zusjes en doet de boekhouding. Dat doet ze tot ze op zoek gaat naar een baan als ze begin 20 is. Haar vader heeft liever dat ze in het familiebedrijf bleef werken, maar Conny spreekt met hem af dat ze op maandag meegaat naar de markt om als kassier te werken. Ook blijft ze haar moeder halve dagen in het huishouden helpen. Voor de rest van de tijd mag ze een baan zoeken.
Een dochter van ome Guus die ook fruitgrossier is, kent een gescheiden schooljuf die een oppas zoekt voor haar drie kinderen, en dat wordt Conny. Als deze schooljuf hoort dat Conny jong van school is gegaan, zegt ze “jij moet weer gaan leren!” Dat stimuleert haar om naast het werk voor haar ouders én het oppaswerk de avondschool te doen en haar middenstandsdiploma te halen. Daarna besluit ze zich los te maken van het familiebedrijf, wat flink wordt tegengewerkt.
Woonachtig in Amsterdam werkt Conny inmiddels in vaste dienst in de gezinsverzorging. Ze besluit een interne opleiding van een half te gaan volgen in Leiderdorp. Door deze opleiding niet in Amsterdam te doen, dwingt ze haar familie een oplossing te zoeken voor de boekhouding van het bedrijf.
De familienaam
Als de bedrijfsnaam verandert, wordt de nieuwe naam Gebroeders Spiering. Conny vindt dat de nieuwe naam niet haar inzet voor het familiebedrijf erkent, iets dat haar familie in eerste instantie niet begrijpt. Dat ze als oudste dochter een grote rol in het bedrijf en het gezin Spiering heeft, wordt in eerste instantie gewoon gevonden. Door erover te praten en haar gevoel uit te leggen, is er begrip ontstaan. “Het was vanzelfsprekend dat ik meehielp in het bedrijf en gezin, maar het heeft me ook een deel van mijn jeugd ontnomen”.
Al met al denkt ze positief terug aan die tijd en met trots laat ze zien waar vroeger de fruitstal stond. “Je leert overal iets van, je moet dingen ook naar waarde schatten.” En kijkend naar Conny is dat iets dat zij zeker doet.
Tekst: Carolien Nijkamp
Beeld: Conny en Henk Vos, Stadsarchief Amsterdam, Jasmijn Bus
Meer weten? Lees het verhaal van Fred Spiering en onze andere verhalen over De Centrale Markthal. Of ontdek het archief van en de boeken over de Centrale Markthal in de BOEi-bibliotheek.