In deze editie van de BOEi blog krijgen jullie een kijkje in de keuken. We gaan de bouwhistorie van de Pastorie van Veenhuizen onderzoeken.
Voor wie niet bekend is met een bouwhistorisch onderzoek: dit is een onderzoek naar de geschiedenis van een gebouw waarin we onderzoeken hoe het pand zich heeft ontwikkeld. Daarvoor kijken we naar het gebouw zelf: hoe ziet de gevel eruit, wat is de constructie, welke materialen zijn er gebruikt, uit welke periodes komen deze en welk verhaal verteld dit? Daarnaast bekijken we archiefmateriaal, zoals oude foto’s, bouwdossiers, kadasterkaarten en jaarboeken. De onderzoeken kun je in verschillende dieptes uitvoeren: van een onderzoek op hoofdlijnen naar een hele uitgebreide opname waarbij iedere kozijnstijl wordt meegenomen.
Ik begin zelf altijd met het onderzoek naar de context: waarom staat het waar het staat? Hoe heeft de plaats zich ontwikkeld? Dan struin ik archieven, beeldbanken, bibliotheken en het internet af op zoek naar informatie over een pand en haar bewoners of gebruikers. Ook het functioneren van een gebouw proberen we vaak bij een bouwhistorisch onderzoek enigszins in kaart te brengen.
Geloof in Veenhuizen
Belangrijke context om te weten bij de pastorie (los van de geschiedenis van strafkolonie Veenhuizen) is dat de verpleegden verplicht iedere zondag naar de kerk of synagoge moesten vanaf het einde van de negentiende eeuw. Hiervoor werd achtereenvolgens een hervormde kerk (1825-1827), rooms-katholieke kerk (1826) en een synagoge (1839) gebouwd, vrij centraal op het terrein. De rooms-katholieke kerk was eind negentiende eeuw te klein en daarom werd er vlakbij een nieuwe gebouwd (door architect W.C. Metzelaar in 1893). In 1908 werd tussen de oude en de nieuwe kerk een nieuwe pastorie gebouwd.
Architect Metzelaar
Het ander belangrijke onderwerp is de architect. W.C. Metzelaar was tussen 1883 en 1914 ingenieur-architect van de gevangenissen en gerechtsgebouwen. Hij ontwierp voor Veenhuizen kostenbesparende standaardontwerpen. De woningen waren opgedeeld in 7 klassen die van 1 tot 7 opliepen in luxe. Type 1 was voor de laagste ambtenaar en type 7 voor de hoogste. De pastorie en de directiewoning (Villa Excelsior, een hotel voor bezoekende ambtenaren) zijn een grotere variant van type 7.
Met de vergaarde kennis van de historische context en over de architect hebben we een aardig beeld van de pastorie gekregen. De ligging is bepaald door de situering van de eerste rooms-katholieke kerk centraal op het terrein en het ontwerp is een variant op een standaardontwerp van Metzelaar.
Dan kijken we naar het gebouw zelf. Het bestuderen van de plattegronden en foto’s e.d. en het ter plaatse bekijken van van het pand zelf loopt door elkaar heen. Je komt iets tegen in het gebouw en gaat dat vergelijken op de plattegronden. Of je ziet iets op een oude foto en je zoekt dezelfde plek op in het gebouw om uit te zoeken wat er nog van over is.
Van de pastorie zijn 30 bouwtekeningen terug te vinden in het archief van de Rijksgebouwendienst in het Nationaal Archief. Een groot deel hebben betrekking op periode van bouwen. Dat je zo veel kunt vinden van het ontwerp van een pand is bijzonder.
De tekening hierboven is een situatietekening voor het aanleggen van de riolering uit 1913. Je ziet de pastorie met tuinaanleg in het midden, de kerk rechts en helemaal links de oude kerk, hier een hulpcellengebouw. Wat meteen opvalt is dat het huis aan de voorgevel en zijgevel een aanbouw heeft (in de oranje kaders) die er nu niet meer zijn (zie de inzet links boven). Als je dan kijkt naar het ontwerp van de gevels van Metzelaar zie je dat er aan de voorgevel en zijgevel oorspronkelijk aanbouwen zaten. De rest van de gevels komt nog overeen met de huidige situatie.
Als je dit vervolgens vergelijkt met twee oude foto’s dan zie je dat de voorgevel van de pastorie een houten veranda met glas in lood had en ook de zijgevel een houten aanbouw had. De vraag is dan natuurlijk: wanneer is dit verwijderd? Het is dan belangrijk om plattegronden, tekeningen en de situatie in het pand goed met elkaar te vergelijken. En wat blijkt? Op een tekening uit 1956 heeft de woning nog de beide aanbouwen, op een tekening van 1960 niet meer. De verwijdering moet dus na 1956 en voor 1960 zijn gebeurd.
Op deze manier werk je als bouwhistoricus alle verschillende aanwijzingen af die je tegenkomt en probeer je elk een grove datum te geven. Uiteindelijk krijg je dan duidelijke clusteringen van wijzigingen in eenzelfde periode waardoor je kunt bepalen in welke fases het pand zich heeft ontwikkeld.
Nog een lastige puzzel in het onderzoek was de verandering van de plek van toegangsdeur. Tegenwoordig zit de deur in de voorgevel met daarachter een gang over de gehele diepte van het pand. Bij de bouw in 1908 blijkt de toegang aan de rechterzijkant te hebben gezeten, in de aanbouw. Toen eind jaren 50 de twee aanbouwen zijn verwijderd, is er een nieuwe toegangsdeur in de voorgevel geplaatst.
Op deze tekening van de begane grond uit 1908 is in het blauw de entree met hal aangeduid en in het oranje de muren in het midden van het pand. Vanaf de voorgevel waren via schuine deuren de voorkamers toegankelijk. Er was geen hal achter de voorgevel.
Op deze tekening uit 1960 is de gewijzigde situatie te zien. Het gebouw heeft nu een toegangsdeur in de voorgevel met daarachter een gang tot aan de trappenhal. Hiervoor is de deur in de zijgevel dichtgezet en de zijgang bij de achterkamer getrokken (de gele lijn). De twee voorkamers zijn aangepast om ruimte te maken voor de nieuwe hal.
Op deze actuele plattegrond is te zien dat de indeling van de hal nog gelijk is aan de tekening uit 1960. De tussenmuur tussen de voor en achterkamer rechts is inmiddels verwijderd (dikke gele stippellijn).
De eerste bevindingen over de bouwhistorie van het pand na aanleiding van het bestuderen van de tekeningen zijn:
- Oorspronkelijke volume is iets anders dan het huidige
- De entree is verschoven
- De plattegrond op de begane grond is aangepast bij het wijzigen van de entree
- De twee aanbouwen zijn verwijderd
- De gevels zijn verder nog hetzelfde als in 1908
- Op de verdieping en zolder zijn er bijna geen wijzigingen in de plattegronden:
- Deur toegevoegd
- Twee kasten verbouwd tot douchecel en wc
Het gebouw
Dan naar het gebouw zelf. Wat is er te zien in de gevels? Wat voor vensters heeft het gebouw? Zijn deze allemaal hetzelfde of zijn er verschillen? Zijn er sporen van aanpassingen te zien? Een vergelijking met de geveltekeningen toonde al aan dat er weinig veranderd lijkt te zijn. De vensters en deuren komen nog vrijwel allemaal overeen.
In de voorgevel en zijgevel zijn, daar waar de aanbouwen zaten, nog lichte sporen te zien in het pleisterwerk. Het gaat hier om lijnen in het pleisterwerk en her en der recenter metselwerk. Dit is op onderstaande foto te zien boven de blauwe lijn.
De invulling met voordeur is er aan het einde van de jaren 50 ingezet toen de veranda werd verwijderd. Dit was oorspronkelijk open met verder naar achter twee schuine deuren naar de voorkamers. Hier is (op locatie) te zien dat het metselwerk iets afwijkt in kleur.
In het interieur kijken we naar de gebruikte afwerkingen, bijvoorbeeld typische jaren 60 tegeltjes in de badkamers en toiletten, de geschilderde houten vloeren uit 1908, bespannen behang op jute waarvan de betengeling en het jute vermoedelijk ook nog uit 1908 komen. De vloeren waren beschilderd op verzoek van de pastoor: ‘de pastoor wil graag dat de vloeren op de bovenverdieping en de overloop worden geverfd. Dat gebeurt, maar het onderhoud ervan zal voor rekening van de pastoor zijn.’
Het interieur vergelijken met archiefstukken kan ook helpen bij het vinden van interieuronderdelen. Zo is er een tekening van de lambrisering onder de vensters. Op de verdieping is te zien dat er nu op deze plek plaatmateriaal zit. Het geheel komt echter nog altijd naar voren en het formaat komt nog overeen met de oude tekening. Vermoedelijk is dus achter dit plaatmateriaal de lambrisering nog gewoon aanwezig.
Vrijwel alle deuren in het pand komen nog uit 1908. Onder op de foto zijn twee verschillende deuren met eenzelfde detaillering te zien. De linker deur is oorspronkelijk, de rechter is voor 1960 (dat weten we weer door de plattegronden) toegevoegd. De detaillering van de deuren is hetzelfde dus mogelijk is dit een oude deur die herplaatst is. Uit de tekeningen blijkt namelijk dat er naast kamerdeuren (de tekening onder) ook kastdeuren waren die er sterk op leken maar kleiner waren.
Daarnaast kijken we ook naar de manier waarop iets gemaakt is. Het plafond van de keuken en de rechterachterkamer ziet er hetzelfde uit. Aan de hand van de constructie is echter te zien dat het plafond in de keuken nog uit 1908 stamt en de keuken in de achterkamer vervangen is. Het plafond van de keuken is namelijk stuc op riet. Het plafond van de achterkamer is stuc op steengaas. De eerste advertentie voor stuc op steengaas stamt uit 1909 en vanaf 1920 wordt het regelmatig gebruikt. Het plafond van de achterkamer is op een later moment opnieuw gemaakt. Dit komt overeen met de tekeningen: deze ruimte was vroeger kleiner en toen eind jaren 50 de gang bij de kamer werd getrokken kreeg de hele ruimte een nieuw plafond.
Bouwhistorie van de pastorie
Al deze puzzelstukje samen leiden dan tot het volgende verhaal: er zijn nog een hoop elementen aanwezig uit 1908. De ruimtelijke indeling is nog grotendeels hetzelfde, de deuren, diverse kasten, een aantal plafonds en de beschilderde houten vloeren komen allemaal nog uit deze periode.
Eind jaren 50 vond de grootste verbouwing plaats waarbij de entree werd verplaatst van de zijgevel naar de voorgevel. Hierbij werden de twee aanbouwen verwijderd en de indeling op de begane grond aangepast. In de jaren 60 en 70 werden de sanitaire ruimtes aangepast en werden twee ruimtes beneden samengevoegd tot een grote woon-eetkamer. Vanaf de jaren 80 zijn er slechts een aantal kleine wijzigingen aangebracht, zoals nieuwe vloerafwerkingen en het verwijderen van een aantal kastenwanden.
Door Kim Heuvelmans
>> lees hier de andere edities van de BOEi Blog