Nieuw leven voor betekenisvolle gebouwen? Het begint bij een haalbaarheidsonderzoek. Lees meer

BOEi viert in 2020 en 2021 haar 25-jarig bestaan

BOEi, de Nationale Maatschappij tot Restaureren en Herbestemmen van Cultureel Erfgoed, bestaat in 2020 25 jaar. Een kwart eeuw succesvolle herbestemming van fabrieken, watertorens, boerderijen, kerken, kloosters, gevangenissen, schoorstenen en gevangenissen. Op deze pagina verzamelen wij verhalen, video’s en onderzoeken rondom 25 jaar herbestemmen in Nederland.

‘Economisch levert dit project niets op’

 

Ronny Bessems, kasteelheer anno 2020: eigenaar van kasteel Borgharen op de binnenplaats na een deel van de kademuur ontdaan te hebben van modder.

Ronny Bessems is eigenaar van kasteel Borgharen in gemeente Maastricht en directeur van Bessems Evenementen Service. Hij restaureert het kasteel de komende 15 tot 20 jaar, met een grote groep vrijwilligers. In het kader van 25 jaar herbestemmen in Nederland ging BOEi met hem in gesprek. Bessems: “Dit project vergt een enorme investering en een hoop kopzorgen. Maar wanneer je het gefaseerd aanpakt, er partners bij betrekt en je een héle lange adem hebt, dan komt het wel goed.”

Door Anton van Renssen.

Landgoed Borgharen is 3,5 hectare groot en bestaat uit een kasteel en negen gebouwen met in totaal 25.500 kuubinhoud. Het oudste gedeelte van het kasteel, de Donjon, stamt al van even na het jaar 1000. Bessems: “Toen ik het kocht zaten er 35 appartementen in met 35 badkamers en  keukens. Wij brengen het kasteel nu terug naar de oorspronkelijke staat van voor 1953, toen de laatste adellijke bewoner eruit vertrok. Alle badkamertjes en keukentjes zijn al verwijderd.

Alleen de kademuur meet al negenhonderd meter en is op delen acht meter hoog. Tussen de hardstenen stukken bevinden zich stenen van tweehonderd tot vierhonderd kilo. Aan de restauratie daarvan werken we nu anderhalf jaar. Over twee jaar hopen we het klaar te hebben.”

Het project vergt volgens Bessems een enorme investering en een hoop kopzorgen. “Maar wanneer je het gefaseerd aanpakt, er partners bij betrekt en je een héle lange adem hebt, dan komt het wel goed. We werken samen met de provincie, de gemeente, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, vrijwilligers en fondsen. Een dergelijk project slaagt niet zonder echte betrokkenheid. Zelf heb ik al passie voor dit kasteel sinds ik hier tegenover mijn jeugd doorbracht.”

Volgens Bessems komen er veel dingen tot stand, mede met hulp van communicatiekanalen als Facebook. “De wethouders van de gemeente Maastricht en de gedeputeerden van de provincie volgen ons daar, en komen ook regelmatig langs. Subsidies binnenkrijgen is belangrijk en de provincie gaat daarover. Via Facebook laten we zien wat we doen met subsidies. Dat geeft vertrouwen bij bestuurders. Het afgelopen jaar hebben we zelfs de Prins Bernard Cultuurfonds-inspiratieprijs voor het meest inspirerende monument van Limburg gekregen.”

“Maar economisch levert dit project niets op”, vervolgt Bessems. “In het begin heb ik daarom al de keuze gemaakt om alleen te werken met vrijwilligers die deze passie met mij delen. Langzaamaan hebben we onszelf gespecialiseerd: van stralen tot schilderen en van afbreken tot onderhoud uitvoeren. Het enige wat daartegenover staat, is koffie en een flesje bier. Dat drukt de restauratiekosten van 20 miljoen euro enorm.”

Inmiddels is het hele kasteel ontdaan van zes kilometer centrale-verwarmingsbuizen met talloze radiators en drie grote verwarmingsketels. Dat was nodig om het gebouw terug te brengen in de staat van de laatste bouwfase rond 1900, de tijd van architect Pierre Cuypers. Bessems: “Hij heeft een deel van de historische buitenplaats afgebroken, een poortgebouw toegevoegd en nieuw interieur van een kamer aangebracht. Het interieur van andere kamers is van vroegere datum en dat gaan we naar die tijd restaureren. Het resultaat daarvan is dat je een deel van de leefgeschiedenis van het kasteel terug zal zien.”

“Ik ben van mening dat je bij restauratie van een kasteel zoveel mogelijk gebruik moet maken van historische bouwmaterialen waar je nog over beschikt. Als je toch stukken móet laten namaken, gebruik dan wel de materiaalsoorten waarvan het origineel destijds gemaakt was. Had je iets van Naamse stenen? Zorg daar dan ook nu voor. Had je ramen van Franse eiken, gebruik die dan ook nu. Wat ik ook heel belangrijk vind, is dat je zo weinig mogelijk toevoegingen doet. Zet er bijvoorbeeld geen liften in. Er zijn veel kastelen omgebouwd tot kantoren, hotels en woningen, maar daardoor gaat het oorspronkelijke karakter ervan verloren. Dan houdt je slechts een façade over. Je heb dan wel een herbestemming, maar geen authentiek kasteel meer.”

Terug naar BOEi.nl/25jaar