De olifant + de dames Bloot, of de opkomst en de ondergang van een ijsselsteenfabriek
Samenvatting
De kleine gele ijsselstenen die langs de Hollandsche IJssel werden gebakken, waren zes eeuwen lang geliefd voor huizen, vestingwerken, molens, schoorstenen, putten of als bestratingsmateriaal. Ze werden als ballast meegenomen door koopvaardijschepen van de VOC en WIC. De tientallen ijsselsteenfabrieken waren bepalend voor de lokale economie en het gezicht van de IJssel. De auteur nam als voorbeeld de steenplaats die Arij Lans bouwde op Ver-Hitland, tegenover het dorp Ouderkerk.
Waarom vestigden steenfabrikanten zich langs de getijrivier? Hoe raakten de steenbaronnen uit Moordrecht, Nieuwerkerk, Capelle, Gouderak, Ouderkerk en Krimpen met elkaar verweven? Waarom was deze industrietak ten dode opgeschreven en werden alle steenovens afgebroken, op de vijf ovens op Hitland na?
Hoe kreeg de Capelse herenboer Gerrit van Lange, van de ’s-Gravenweg, de steenfabriek op Ver-Hitland in handen? Wat had zijn broer Dirk daarmee te maken, die de burgemeester was van Nieuwerkerk, de kastelein van herberg De Roode Leeuw en de tolgaarder van de ’s-Gravenweg? Na de dood van Dirk Bloot, de laatste steenfabrikant van de Olifant, woonden zijn kinderen als renteniers bij de gedoofde oven. Hun Ouderkerkselaan was de enige wegverbinding met het buurtschap, waar de dames Bloot tol voor vroegen.
Sytse Sipkema, een directe nazaat van Gerrit van Lange, gaf de laatste oven een woonbestemming. Dochter Ahja Marijn Sipkema maakte van het domein Leefgoed de Olifant.