Na twee jaar vakanties in eigen land ging ik dit jaar eindelijk weer op vakantie in Groot Brittannië. Een van mijn favoriete bezigheden daar is het bezoeken van zo veel mogelijk landhuizen van de National Trust en ruïnes van English Heritage. Zo schreef ik eerder al een keer over het bijzondere Calke Abbey, waar de National Trust het landhuis met opzet in semi vervallen staat laat. De meeste landhuizen zijn juist teruggebracht naar hun former glory. En dat zorgt voor een mooie historische sensatie. Voor het herstel van de historische binnenruimtes van de landhuizen door de National Trust, en door hun evenknie in allerlei andere landen zoals Nederland en België, wordt intensief gebruikt gemaakt van uitvoerige onderzoeken naar historisch materiaalgebruik. Deze onderzoeken doen de organisaties zelf, en worden uitgevoerd door de kunsthistorische afdelingen van universiteiten en door allerlei samenwerkingsverbanden.
Een mooi voorbeeld van Nederlands onderzoek op dit gebied maakte ik begin juni mee op een studiedag van de Universiteit Leiden over het Nederlandse hemelbed tussen 1690 en 1730. Het hemelbed blijkt in Nederland onderbelicht te zijn, zeker in vergelijking met Frankrijk en Engeland. Tijdens die dag was er aandacht voor de in Nederland aanwezige hemelbedden, de leveranciers en de eigenaren. Ook de cultuurhistorie kwam aan bod met aandacht voor de specifieke rituelen rondom deze bedden en hun positie in het huis.
De kans dat wij als erfgoedliefhebbers deze tijdens een volgende vakantie of dagje uit een historisch interieur zien is groot. Daarom in deze blog een korte introductie op het Nederlandse hemelbed.
Het Nederlandse Hemelbed
Het hemelbed was vanaf de dertiende eeuw tot het einde van de negentiende eeuw het ideale bed. Het bed voor de elite en iedereen die op hen wilde lijken. Uiteraard heeft het hemelbed zich in de eeuwen aangepast aan de heersende modes en veranderende eisen rondom het gebruik. De meeste Nederlanders sliepen tot in de twintigste eeuw in bedstedes. In de negentiende eeuw werden ledikanten standaard voor de middenklassen.
Losse bedden voorzien van zware gordijnen kwamen vrijwel alleen in rijke huizen voor. Het waren houten bedden met vier hoge posten op de hoeken waarvan de constructie geheel verborgen was achter gordijnen en spreien. De hemel van het bed kon ook opgehangen worden aan het plafond, dan waren de posten aan het einde van het bed niet nodig en leek de hemel te zweven. Er waren allerlei varianten mogelijk: met een platte hemel, met een ronde hemel, met een dak, met pluimen of met zichtbare versierde bedposten. Deze hemelbedden waren vanwege alle stoffen die ervoor nodig waren erg kostbaar. Het bed was het kostbaarste en belangrijkste meubel in huis en een statussymbool. De dure stof voor het bed werd vanaf de zeventiende eeuw ook gebruikt voor de stoelen, schoorsteen en het tafelkleed. Toen in de achttiende eeuw ook venstergordijnen standaard werden, waren die ook van dezelfde of een bijpassende stof.
De hemelbedden hadden een belangrijke representatieve functie. De meeste overgeleverde Nederlandse hemelbedden zijn afkomstig van landhuizen en kastelen. Wie het kon betalen bespaarde kosten nog moeite om een zo fraai mogelijk bed met houtsnijwerk en draperieën te laten maken. Het hemelbed stond tentoongesteld in de beste kamer en bij de vorsten stond hun mooiste hemelbed (hun pronk- of statiebed) in de statieslaapkamer.
Een voorbeeld van een pronkbed in een statieslaapkamer is het bed van Amalia van Solms in haar statieslaapkamer in het Stadhouderlijk Kwartier bij het Binnenhof dat in 1632-1634 opnieuw werd ingericht naar de Franse mode. Amalia kreeg een hypermodern hemelbed met ‘lict à l’ange (engelenbed), hierbij had het hemelbed een kleine ovale hemel waarvan de gordijnen schuin afhingen. Dit was, in de woorden van Ileen Montijn, ‘het summum van chic’ en dus passend voor de prinses-gemalin van Oranje.
Montijn legt ook uit waar de koninklijke associatie met een hemelbed vandaan komt. Het is niet voor niets dat we het associëren met sprookjes en prinsessen. De hemel geeft het bed een vorstelijke waardigheid en lijkt op een troon. Daarnaast had alleen de koning het recht om mensen liggend te woord te staan. Het was respectloos om liggend te spreken behalve voor degene die aan niemand respect verschuldigd was omdat hij bovenaan de ladder stond: de vorst. De relatie tussen vorst en pronkbed ging (in ieder geval in Frankrijk) zelfs zo ver dat als de koning niet in het bed lag, onderdanen naar het bed bogen, omdat dit de waardigheid van de koning vertegenwoordigde.
Dus, gaat u toevallig een paleis binnen en ziet u een hemelbed, geef het dan vooral een knikje.
Bronnen:
- Ileen Montijn, Huis & Haard, Amsterdam 2001
- Ileen Montijn, Tussen stro en veren. Het bed in het Nederlandse interieur. Wormer 2006
- Willemijn Fock, Het Nederlandse interieur in beeld, 1600-1900, Zwolle 2001
- Frans van Burkom, Karin Gaillard, Eloy Koldeweij, e.d. Leven in toen. Vier eeuwen Nederlands interieur in beeld, Zwolle 2001
Foto header: Interieur van een weelderig ingerichte kamer met een hemelbed door Adriaen Pietersz. van de Venne ca 1600-1662. Bron: Rijksmuseum
Door Kim Heuvelmans
>> lees hier de andere edities van de BOEi Blog