“Rijk geschakeerd, vaak innovatief, soms confronterend maar altijd met de goede intentie”, zo vat Susan Lammers, directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de inmiddels jarenlange samenwerking met BOEi samen.
Door Sabine Ticheloven
De RCE is onderdeel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. “We voeren wet- en regelgeving en erfgoedbeleid uit dat we samen met het ministerie maken. Ook ontwikkelen we praktisch toepasbare kennis en geven we advies over rijksmonumenten, landschap, archeologie en roerend erfgoed.”
In 2011 introduceerde het ministerie voor het eerst de herbestemmingssubsidie, bedoeld om haalbaarheidsonderzoeken voor herbestemmingen (deels) te financieren. Maar hoe is de overheid hiertoe gekomen en welke ontwikkelingen gingen daaraan vooraf?
“Het denken over erfgoed bij de overheid heeft altijd nauw samengehangen met ontwikkelingen in de samenleving. In de vorige eeuw was het beleid vooral gericht op het behoud en in stand houden van grote monumenten. Door de jaren heen is steeds meer het besef doorgedrongen dat je monumenten moet ontwikkelen om te behouden, een nieuwe functie moet geven, anders gaan ze verloren. Vlak voor de eeuwwisseling kwam de beleidsnota Belvédère tot stand, waarin voor het eerst een relatie werd gelegd tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Erfgoed werd nu beschouwd als een aanjager voor (gebieds-)ontwikkeling.”
Na Belvédère kwam alles in een stroomversnelling en werden steeds meer gebieden ontwikkeld waarin erfgoed een rol speelde. Lammers: “In zo’n gebiedsontwikkelingsproces zijn verschillende fases te onderscheiden. In de eerste fase is bijvoorbeeld het verlaten industrieterrein een rommelig gebied, een broedplaats voor kunstenaars en andere artistiekelingen. Zij trekken aandacht en wekken nieuwsgierigheid. In de tweede fase worden enkele panden opgeknapt en zie je veel tijdelijke, snel te realiseren functies verschijnen, zoals horeca. Wil je duurzaam en voor de lange termijn herbestemmen, en dat geldt met name voor de centra buiten de grote steden, dan is de derde fase cruciaal. Die betreft het dagelijks leven van mensen waardoor woon-, werk- en zorgfuncties moeten worden toegevoegd.”
Niet alleen de overheid, de markt en de experts houden zich bezig met erfgoed. “Tegenwoordig zijn er steeds meer betrokken burgers en lokale initiatieven die zich bemoeien met erfgoed. Het erfgoed democratiseert, het is tegenwoordig van iedereen. En de overheid speelt daar weer op in.”
Om het (herbestemmings-)beleid actief te stimuleren verstrekt de overheid subsidies. “De hoogte van het totale subsidiebedrag dat de overheid beschikbaar stelt voor renovatie en herbestemmingen is afhankelijk van de conjunctuur. Gaat het goed met de economie dan steekt het kabinet meer geld in het erfgoed, terwijl projectontwikkelaars dan juist niet zo geïnteresseerd zijn in herbestemmen, maar liever nieuwe huizen bouwen. In tijden van crisis wordt herbestemmen juist interessant voor ontwikkelaars, is de vraag naar subsidies groter, maar is er vanuit de overheid minder geld beschikbaar. De bewegingen in het veld gaan dus niet gelijk op. Wel hebben we de afgelopen jaren een structurele financieringsbasis gevonden om continuïteit te bieden voor duurzame ontwikkeling. Lenen waar het kan, subsidie waar het moet, zegt de huidige minister. De subsidiepot is immers niet oneindig.”