door Kim Heuvelmans
Wat is de toegevoegde waarde van herbestemming? Waarom is herbestemmen beter dan bijvoorbeeld sloop, veruinering of nieuwbouw? Is het wel beter? Voor een herbestemmingsorganisatie als BOEi zijn dit wezenlijke vragen. Toen een familielid mij tijdens een feestje ooit vroeg waarom we ons best doen voor al die oude gebouwen terwijl we ook iets nieuws kunnen neerzetten stond ik even met mijn mond vol tanden. Het is voor mij (en vele monumentenliefhebbers met mij) zo vanzelfsprekend dat monumenten het behouden waard zijn dat ik even niet wist wat ik moest zeggen tegen iemand die er zo anders naar kijkt.
Dat oude gebouwen waarde hebben als vertegenwoordigers van een periode, een architectuurstroom, een cultuurhistorische gebeurtenis, de ontwikkeling van de bouwkunde, omdat mensen zich ermee verbonden voelen, etc, etc wordt door de meeste mensen wel onderschreven. Lastiger wordt het als een gebouw uit de vorige eeuw komt, geen monumentstatus heeft, en een gebiedsontwikkeling ‘in de weg’ staat. Aan ons BOEi’ers is dan de schone taak weggelegd om de beslissers (die vooral denken in financiële opbrengst per vierkante meters) ervan te overtuigen dat het behouden en herbestemmen van het gebouw wel degelijk van toegevoegde waarde is. Maar wat voor waarde dan precies?
Uiteraard zijn er na 25 jaar BOEi genoeg voorbeelden van geslaagde herbestemmingen die we kunnen laten zien. In praktijk blijft het zoeken genoeg feiten en cijfers om de diverse partijen te overtuigen. Daarom zijn we dit jaar gestart met de projectgroep ‘Bewijsvoering Herbestemming’. Samen met de Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling en met een groep van zes collega’s doen we een metaonderzoek naar het nut van herbestemmen en proberen we de meerwaarde van herbestemming te duiden. In dit metaonderzoek hebben we de belangrijkste wetenschappelijke onderzoeken over herbestemmen verzameld, gecategoriseerd en gelezen.
De boeken en artikelen hebben we vooraf verdeeld in twaalf voorlopige verschillende hoofdthema’s:
- Architectuur
- Beleid
- Beleving
- Duurzaamheid
- Economie
- Filosofie
- Gebiedsontwikkeling
- Herinneringsstudies
- Monumentenzorg
- Sociologie
Uit de verschillende onderzoeken hebben we de argumenten en bewijzen gefilterd die iets zeggen over de waarde (dit kan natuurlijk ook een negatieve waarde zijn) of rol die herbestemming heeft vanuit een bepaald perspectief. Bijvoorbeeld dat het belangrijk is om een oud gebouw een nieuwe functie te geven in plaats van het te slopen omdat het nauw verbonden is met stedelijke identiteit. Of dat de aanwezigheid van cultureel erfgoed een positieve invloed heeft op de vastgoedwaarde van de nabijgelegen gebouwen en woningen.
Zelf heb ik de boeken en artikelen gelezen van de categorie Monumentenzorg en een deel van de categorie ‘Algemeen’. Onder deze laatste categorie vallen alle algemene boeken over herbestemming die niet duidelijk aan één van de thema’s te koppelen zijn.
Tijdens het lezen kwam ik allerlei interessante dingen tegen. Vooral ook veel dingen die niet direct van belang waren voor het metaonderzoek zelf, maar wel iets kunnen bijdragen aan de dagelijkse praktijk van herbestemmen
Zo was de analyse van de zes verschillende lagen van de levensduur van een gebouw van Stewart Brand uit het boek How buildings learn and what happens after they are build nieuw voor mij.
Deze is van groot naar klein:
- Site: de geografische locatie heeft een oneindige levensduur
- Structure: het casco heeft volgens hem een levensduur van 50 tot 300 jaar
- Skin: het exterieur veranderd ongeveer iedere 20 jaar
- Services: elektra, riolering, etc zijn na iedere 7 tot 15 jaar aan vervanging toe
- Space plan: de indeling van een gebouw veranderd naar gelang de functie. Commerciële ruimtes kunnen iedere 3 jaar een nieuwe indeling krijgen, bij huizen kan het 30 jaar duren
- Stuff: losse onderdelen in het gebouw als stoelen en lampen kunnen dagelijks tot maandelijks veranderen.
Verschillende mensen hebben verschillende relaties met deze lagen van het gebouw. Zo zal bij ons een huurder zich vooral bezig houden met ‘stuff’ en mogelijk ‘space plan’, terwijl publiek vooral contact heeft met de ‘skin’ en onze beheer en onderhoud afdeling zich bezig houdt met o.a. de ‘services’. Voor mij een hele nieuwe gelaagde manier om naar een gebouw te kijken.
Ook was ik erg onder de indruk van Herbestemming Industrieel Erfgoed in Nederland, geschreven in 1994 door niemand minder dan Peter Nijhof en Ed Schulte (zij stonden aan de wieg van BOEi). Het boek is een uitkomst van hun onderzoek naar vele herbestemmingen van industrieel erfgoed in de jaren ’70 en ’80 en begin jaren ’90. Hoewel het boek net iets ouder is dan BOEi, zijn het merendeel van de conclusies die Nijhof en Schulte trekken over herbestemming van industrieel erfgoed nog altijd relevant. Zo stellen ze:
‘Wat opvalt is dat vele eeuwenoude monumenten het einde van de 20e eeuw hebben gehaald zonder een economisch rendabele functie. Vele kerken of stadspoorten die hun functie hebben verloren, worden toch als monumenten gekoesterd en onderhouden. Voor monumenten van voor 1850 is groot maatschappelijk draagvlak ontstaan. Voor jongere monumenten ontbreekt deze coulance, behoud voor de toekomst kan alleen worden verzekerd als er een economische, rendabele of maatschappelijk aanvaarde bestemming aan kan worden gegeven.
Industrieel erfgoed moet zichzelf bewijzen in het kader van de marktgerichte monumentenzorg. Nieuwe economisch rendabele gebruiksmogelijkheden bepalen de toekomst van al die industriële monumenten, die hun oorspronkelijke functie hebben verloren of spoedig zullen verliezen.‘
26 jaar later proberen wij met ons metaonderzoek deze bewijzen goed in kaart te brengen. We kijken niet alleen naar argumenten die een pure economische waarde uitdrukken (sloop is kapitaal vernietiging) maar we benaderen het thema juist zo breed mogelijk. Dus ook de betekenis van een herbestemd gebouw voor de beleving en bijvoorbeeld het woongeluk van de omwonenden en wat een gebouw doet met de identiteit van een gebied is onderdeel van het onderzoek.
Hiermee komen we dicht bij een ander actueel vraagstuk waar wij bij BOEi actief over nadenken: hoe wij als professionele erfgoedorganisatie de uitgangspunten van het Verdrag van Faro kunnen praktiseren? Het Verdrag van Faro heeft een mensgericht perspectief op erfgoed. Het stelt dat toegang tot en participatie aan erfgoed kan leiden tot sociale meerwaarde. Als dat perspectief ooit zijn hoogtijdagen gaat beleven, zou het betekenen dat de conclusie van Nijhof en Schulte zijn actualiteitsgehalte dan toch verliest: dan zou de marktgerichte monumentenzorg zomaar eens in een welzijnsgerichte monumentenzorg veranderd kunnen zijn.
De tijd zal het leren. Eerst maar eens naar de volgende stap in de bewijsvoering van de meerwaarde van herbestemming: het analyseren van de uitkomsten en de vervolgstappen bepalen.
Meer lezen?
- Zie hier alle andere BOEi blogs
- Kijk ook eens bij Mensen vertellen over Monumenten